Er was eens een meisje ze woonde in een ver mooi land met veel bergen. Ze vond het heel fijn om rond te wandelen in het berglandschap en te genieten van het uitzicht bovenop de berg. Maar ze kon ook genieten van de koelte in de dalen.
Op een dag merkte ze dat ze niet zo gelukkig meer was. Ze snapte niet zo goed waarom. Ze wilde eigenlijk graag mensen helpen en ze wist dat er meer in haar zat.
Ze herinnerde zich ineens iets van vroeger toen ze klein was en ze met allerlei wezens uit andere werelden kon praten en dat ze daar na een vervelende ervaring het contact mee verbrak. Er ontstond een sluier tussen het meisje en die andere wereld.
Nu merkte ze dat ze niet alles kon geven aan de mensen die ze wilde helpen, omdat ze niet meer kon communiceren met die wereld waar ze eigenlijk heel blij van werd. Ze dacht: Hoe kom ik nou in die andere wereld?
Ze ging op reis en wandelde de bergen in. Ze kwam bij een hoge berg. En vroeg aan de Berg: ‘Ik wil zo graag weer contact met die andere wereld. Hoe kom ik daarmee in contact?’
De berg zei: ‘Soms moet je eerst een berg beklimmen en even afglijden de diepte in, zodat je weet wat pieken en dalen zijn. Dat is wat je eerst moet doen: mij beklimmen en afdalen. Zodra je in het dal bent ga je naar de rivier.’
Het meisje beklom de berg en daalde af. Ze voelde zich niet zo fijn, daar in dat dal, maar liep direct door naar de rivier die ze in de verte zag.
Ze kwam bij glinsterende rivier en en vroeg: ‘Wat moet ik doen om door de sluier heen te kunnen gaan?’ De rustige rivier zei: ‘Ga mee met de stroom, maar houd je hoofd omhoog anders zul je verdrinken. Ga nu op zoek naar de boom.’
Ze liep verder en kwam bij de boom en stelde haar vraag opnieuw: ‘Hoe kom ik door de sluier heen?’ De boom zei: ‘Ga staan voor wat je waard bent. Laat je voeten stevig in de grond zakken en waai mee met je takken en bladeren, zo blijf je flexibel en overleef je iedere storm.’
In de boom zat een mooie zwarte kraai. Die zei: ‘Heb je wel eens gevlogen?’
Het meisje antwoordde: ‘Nee, ik ben bang dat ik zal vallen’.
De kraai zei: ‘Doe het maar gewoon’ en zo gezegd zo gedaan. Het meisje klom in de boom en ging naast de kraai zitten. De kraai zei: ‘Ik tel tot drie en dan spring je uit deze hoge boom’.
De kraai telde tot drie en het meisje sprong…
Ze viel, ze viel en ze viel… bijna raakte ze in paniek, totdat ze doorhad dat als ze dacht in vrijheid… ze weer een stukje omhoog ging en niet meer viel… ze bleef daaraan denken en ging nog weer een stukje omhoog… het voelde letterlijk bevrijdend… hoe meer ze eraan dacht hoe hoger ze vloog en plotseling was daar de sluier… die sluier was een hele lichte waas… het meisje zag de wezens waar ze vroeger contact mee had gehad. Ze vroegen haar zich helemaal in te voelen wat ultieme vrijheid is en nodigden haar uit om bij hen te komen. Het meisje dacht vol overgave aan vrijheid en ssssssshhhhwwoep… ineens verdween de sluier en kon zij eindelijk haar vrienden van vroeger weer zien en spreken in de andere wereld. Ze was dolgelukkig, want nu kon ze de wijze raad van haar vrienden eindelijk weer gebruiken om de mensen die het nodig hadden te helpen met behulp van deze andere wereld.